‘Een stadsreus?’ hoor ik je zeggen. ‘In Heino?’ Jazeker: werkgroeplid en imker Cor heeft, in de dorpsboomgaard, een stadsreus waargenomen. De naam ‘stadsreus’ verwijst naar de reusachtige grootte (voor een zweefvlieg). Ook verwijst de naam naar het feit dat hij vooral in steden wordt gezien.
Waarnemingen doorgeven
De Koninklijke Vereniging voor Veldbiologie (KNNV) roept op om waarnemingen van stadsreuzen door te geven, met foto, datum en vindplaats. En dat is precíes wat Cor heeft gedaan.
De stadsreus is een zomergast, hij komt vanuit Zuid-Europa naar Nederland (waar hij het meest wordt gezien in het westen en zuiden). Vaak is hij te vinden op vlinderstruiken, maar ook de berenklauw en het koninginnenkruid zijn favoriet.
Hoe je een stadsreus herkent?
Het achterlijf van een mannetje is geel tot roestrood met zwarte banden; het borststuk is zwart. Bij vrouwen is het borststuk roestrood, en vooral bij hen valt de gele kop op. De korte voelsprieten verraden dat het een vlieg is en geen wesp: wespen hebben altijd lange antennen.

Ze zijn 18 tot 25 mm groot en van juni tot oktober te zien. Ondanks de grootte en het vervaarlijke uiterlijk is hij geheel ongevaarlijk. Het is een vlieg: een angel of steeksnuit heeft hij niet. Hij leeft van stuifmeel en nectar.
Stadsreuzen zijn zwervers: eenmaal ontpopt zwerven ze rond, ze keren niet terug naar hun geboorteplek. Ze leggen grote afstanden af – met de wind mee – en komen dus ook in Nederland terecht. Dankzij onze warmere zomers planten ze zich succesvol voort.
Het vrouwtje kan ongestoord haar gang gaan
Het vrouwtje legt haar eitjes in nesten van de gewone wesp, Duitse wesp of hoornaar. Wanneer ze een wespennest heeft gevonden, gaat ze zich eerst uitgebreid poetsen. Daarna betreedt zij lopend het nest en legt in enkele dagen rustig haar eitjes. Ze kan ongestoord haar gang gaan, zelfs bij contact met de wespen wordt ze niet aangevallen. Hoe dit kan, is niet precies bekend. Misschien heeft ze met het poetsen een geur aangebracht die de agressie van de wespen onderdrukt. Een paar dagen nadat het vrouwtje het wespennest heeft verlaten, komen haar eitjes uit. De larven leven onderin het nest, waar ze zich voeden met dode wespen-larven, stervende wespen en afval. De wespen laten ook hén met rust.
Alle wespen verlaten het nest
In de herfst verlaten alle wespen het nest: de werksters en de koningin gaan dood, de mannetjes en jonge koninginnen vliegen uit om te paren. Daarna sterven ook de mannetjes; de jonge koninginnen zoeken een overwinteringsplaats.
De stadsreus-larven blijven achter: zij overwinteren in het lege nest. De volgende zomer verpoppen ze, waarna een nieuwe generatie stadsreuzen verschijnt…
Deze tekst is gebaseerd op de tekst van Anna Kreffer
Foto: Anna Kreffer
Headerfoto: Meint Mulder. Op deze foto kun je goed zien hoe groot een stadsreus is vergeleken met ‘gewone’ zweefvliegen.